Genetische veranderingen worden als deze opgevat, die door de geschiedenis heen in het oerpatroon hebben bestaan, het zal dus gaan om de verandering van draden van bouwtechnologieën, constructiefunctie en gebruikte materialen. over het algemeen, deze classificatie gaat in op ideologische veronderstellingen, en niet de waarden voor statische sterkte. Hierbij zijn de volgende drie groepen systemen te onderscheiden:
1. Bakstenen plattegronden of historische complexen niet getransformeerd, die worden gekenmerkt door een originele technologische en compositorische structuur voor een bepaalde periode, authentieke materialen bevatten, tegelijkertijd behouden ze hun oorspronkelijke functionele en gebruiksdoel en hebben ze een juiste vorm van de constructievorm.
2. Systemen of teams die voorheen briljant getransformeerd waren, waarvan de technologische en structurele structuur, zowel qua vorm als functie behoudt het gedeeltelijk of grotendeels alle kenmerken die overeenkomen met een bepaalde historische periode, maar het hoort niet echt bij deze periode, een nieuwe stof zijn die getrouw is gereproduceerd in een soortgelijk of analoog materiaal (np. gereconstrueerde of gerestitueerde objecten of complexen).
In dit geval wordt de historische waarde van het systeem bepaald door de procentuele verhouding oude en nieuwe stoffen. Het is hoe hoger hoe meer authentieke onderdelen er zijn en het neemt af naarmate het overwicht van nieuwe onderdelen op de originele onderdelen toeneemt.
3. Metselwerksystemen of herbouwde complexen, hierdoor gekenmerkt, dat de technologische structuur, vorm en decor of utilitair en structureel doel zijn in die mate getransformeerd, dat de originele kenmerken van historische authenticiteit volledig zijn vervormd en verloren zijn gegaan.
In dit geval, vanuit historisch en wetenschappelijk oogpunt, het leeftijdscriterium blijft bij de beoordeling van het gebouw, waarin deze wijzigingen zijn aangebracht, en soms emotioneel, decoratief of sociaal.