klimaat omstandigheden, materiële middelen bouwen (hun type en grootte), zowel het technische en culturele niveau van de bevolking als de sociaal-politieke omstandigheden vormden de architectuur, vooral vóór het industriële tijdperk. In onze tijd zijn er andere omstandigheden in het spel gekomen, zoals stijlen, architecturale mode, goedkope traditionele energiebronnen, enz., waardoor architecten vrij konden bouwen, ongeacht de klimatologische omstandigheden.
De analyse van menselijke nederzettingen in termen van zorg voor thermisch comfort is interessant. Het blijkt, dat op alle continenten mensen in het verleden, erg makkelijk, hoewel ze vakkundig zonnestraling gebruikten om hun huizen te verwarmen. Warmte-energiebehoudfactor, gebruik van zonne-energie, het was een van de belangrijkste bij de bouw van huizen in koudere klimaatzones.
Terug naar de bakermat van de Europese cultuur, Griekse huizen uit de Hellenistische tijd werden opnieuw onderzocht. Het werd vermeld, dat de architectuur van deze huizen gebruik maakte van de basisprincipes van passieve zonneverwarming, en brandhout of houtskool werden uiterst zelden gebruikt, omdat de materialen erg duur waren. Socrates schreef over het Griekse huis, het moet koel zijn in de zomer, en warm in de winter, dat “in huizen op het zuiden de zon in de winter de hoofdruimte binnendringt (oikos), en in de zomer, wanneer het boven en over het dak schijnt, er is een schaduw".
Een klassiek voorbeeld van zo'n hoeve is het huis in Priene (3e c. p.n.e.). De hele stad werd doorsneden door een raster van straten die van noord naar zuid en van oost naar west liepen, zodat alle huizen naar het zuiden konden kijken. Individuele percelen werden omgeven door een volledige muur, die aan de noordkant dik was 1,5 bakstenen: Binnen was er een centraal gelegen binnenplaats met de hoofdruimte, versierd met een portiek uit het zuiden. De hulpkamers waren aan de westkant, zodat het oosterse licht op hen scheen. Deze huizen hadden geen ramen, alleen grote deuropeningen (rys.a).
Het huis van Olyntus leek op elkaar (Noord-Griekenland), waar ook de percelen door een muur werden omsloten, waarnaar vanaf de binnenkant aan de noordzijde, Gebouwen van twee verdiepingen grensden aan de oost- en westzijde, en aan de zuidkant was alleen een hal met een portiek. Lage gebouwen aan de zuidkant lieten in de winter zonlicht doordringen in de hoofdruimte, gelegen aan de noordzijde.