Alvorens met de installatie van de dakbedekking te beginnen, is een controle noodzakelijk, of het dakframe goed is gemonteerd (in overeenstemming met de technische documentatie). Het bevestigen van latten of gordingen, vormen de directe basis van de bekleding, moet een egaal oppervlak vormen. Controleer dan, of alle hoeken van de dakhellingsranden 90° zijn, kleine afwijkingen kunnen worden gecorrigeerd met windbraces of andere randbehandelingen (afwijkingen kunnen niet groter zijn dan 20-30 mm).
Basis plaatafmetingen: A) blad T-18, B) blad T-55. De B-kant van het vel wordt de achterkant genoemd en is bedekt met een beschermende vernis, maar op verzoek kan het worden bedekt met decoratieve vernis.
Op een dak met een ongeïsoleerde zolder kunnen de latten rechtstreeks op de dakspanten worden bevestigd (zonder tegenlatten) met gegalvaniseerde spijkers. De latafstand is afhankelijk van de toelaatbare belasting (draagvermogen) Dekking, daarom wordt het bepaald op basis van technische documentatie of aanbevelingen van de fabrikant.
Het leggen van metalen platen moet vanaf de dakrand beginnen, vertrek min. 3 cm overhangend het laken voorbij het dakrandbord. Als de golfplaten verschillende lengtes hebben, begin met de langste, rangschikken van de dakrand naar de nok. De hoek van de plaat op de dakhelling moet minstens voor elke vijfde plaat worden gecontroleerd. Met een dakhelling van minder dan 14° (1 : 4) vellen moeten op overlappingen worden geseald (contacten) langs- en dwarsafdichtstrips van neopreenrubber.
Het bevestigen van de golfplaten aan de dakconstructie dient te gebeuren met bevestigingsmiddelen, door de vouwen van het bovenste vel. Bij steile daken kunnen de dakplaten in de onderste plooien van de plaat worden vastgezet, op voorwaarde dat onder de bevestigingsmiddelen strakke sluitringen met neopreenrubber worden gebruikt. De bevestigingsmiddelen moeten worden vastgedraaid tot aan het koppel, totdat het elastische kussentje "uitstroomt" (OK. 1 mm) van onder de stalen ring.